Hij zou eigenlijk van al van z’n pensioen moeten genieten, maar toen de vraag kwam om nog enige tijd aan te blijven als docent zei hij toch ‘ja’. “Maar tot september, en dan alleen leraar”, vertelt Arnold Kottenstedde, voormalig afdelingshoofd bij het Berufskolleg Paul Spiegel.
“Ook Nordrein-Westfalen kent een tekort aan gekwalificeerde leraren”, legt Arnold uit. “Ik begrijp dat Nederland in een vergelijkbare situatie zit.” Arnold is vooral actief binnen de agrarische opleiding. “Bij Interreg-6 ben ik sinds mei 2023 betrokken. In eerste instantie zijn we vanuit Paul Spiegel aangesloten met onze sociaalpedagogische opleiding. Daarvoor vindt binnenkort de eerste uitwisseling plaats met een school in Nederland. Met onze agrarische opleiding zijn we in het najaar aangehaakt. Daar hebben inmiddels al wat uitwisselingen plaatsgevonden.”
Grote overeenkomsten
Arnold ziet grote overeenkomsten tussen de agrarische bedrijfsvoering in Duitsland en die in Nederland. “Verschillen zijn er nauwelijks. Dus is het goed om samen te werken, elkaar te helpen en van elkaar te leren.” Landbouwbeleid en -wetgeving is uiteraard geen specifieke Duitse of Nederlandse zaak, maar een Europese aangelegenheid. Arnold: “Samenwerking moet dus plaatsvinden op EU-niveau. Maar vanwege de gedeelde grens is het goed en logisch dat Duitsland en Nederland elkaar hierin weten te vinden.”
Wederzijdse beeldvorming
Het is goed dat studenten via de Interreg-projecten kunnen zien hoe het er aan de andere kant van de grens aan toe gaat, vindt Arnold. “Duitsers hebben soms een bepaald beeld van Nederlanders en vice versa. Samenwerking en uitwisselingen kunnen eventuele vooroordelen wegnemen, door te ervaren hoe het er over de grens in de praktijk echt aan toe gaat.” Beide landen kampen met een tekort aan agrarische geschoolde werkkrachten. “Voor werkenden in de grensstreek biedt dat veel kansen. Doe je tijdens je studententijd al kennis van het buurland op, dan is dat een pluspunt als je later in het buurland wilt werken.”
Duaal systeem
“Een groot verschil tussen het onderwijs in Duitsland en Nederland is het duale systeem dat we hier kennen”, vervolgt Arnold. “Leerlingen in het middelbare beroepsonderwijs gaan per week een dag naar school en werken vier dagen bij een bedrijf. Daar gelden ze echt als medewerker. Een beetje vergelijkbaar met het BBL-traject in Nederland, maar daar is het BOL-traject meer gebruikelijk.”
Leren van elkaar
Arnold heeft de indruk dat de ontwikkelingen in Het Nederlandse onderwijs wat sneller en soepeler gaan dan in Duitsland. “En dat de politiek wat makkelijker meebeweegt en veranderingen sneller adopteert. Maar dat kan ook alleen maar mijn indruk zijn. Wat me in Nederland altijd weer verrast, is hoe goed de meeste mensen hun talen spreken. Bijna iedereen redt zich prima in het Engels en vaak ook in het Duits. Daar zou in Duitsland meer aandacht voor mogen zijn. En Nederlanders zijn wat we in Duitsland noemen wat meer ‘locker’. Ook dat zou in Duitsland wel wat meer mogen. We kunnen dus veel van elkaar leren.”